Kleinzoon

Twee weken terug was ik ’s morgens bij mama. Zonder kindjes rond ons heb ik tijd, ruimte en geduld. Ik masseerde haar benen en voeten. Lakte haar nagels. Verzorgde haar gezicht.
“Zou het niet leuk zijn moest ik verlof nemen zodat ik elke dag bij jou kan zijn?”
Ze keek me aan en knikte. Tranen raceten over haar wangen.

Een week geleden zat mama in de keuken samen met een verzorgende. Ik riep, “Dag mama!”, zoals steeds overenthousiast. Ze zag me maar niets gaf aan dat ze me herkende. Ik zakte mijn mondmasker en glimlachte mijn herkenbare beugel bloot.
“Hey mama! ’t Is Katrijn hé!”
Ik maakte oogcontact met de verzorgende. Terwijl mama haar blik nietszeggend was, sprak de onze boekdelen.
Toegekomen in de kamer, rolde ik haar relax naast me. Ze keek strak naar de televisie. Ik legde mijn hand op de hare. Ze trok haar hand weg. Ik sprak haar aan, ze keek naar mij en dan terug naar de televisie.
Oké. Ja. En nu hé… Ik besloot te blijven.
Zo verstreken de dagen die volgden, zonder enige vorm van herkenning.

In het midden van de week maakten we een wandeling. Terwijl we op een bankje genoten van de enige zonnestralen die week, keek ze me aan. Ze lachte lief met haar mooie, grote, helderblauwe ogen.
“Hey mama”, fluisterde ik bijna en ik bracht mijn hoofd vlak voor haar.
“Ik hou van jou”, vervolgde ik.
Met haar hand streek ze langs mijn wang. Mijn hart sloeg om zich heen, ik verbeet mijn tranen. Mama wist wie ik was.
Ze sliep de weg terug. Toen ze ontwaakte in de Rozelaar was snel duidelijk dat het moment van herkenning voorbij was.
“Ik ben net met je gaan wandelen. Is het goed als ik morgenochtend terugkom?”
Mama knikte. Ik gaf haar een zoen en vertrok.

Een paar dagen terug ontmoette ze haar kersverse kleinzoon. Mama zat in haar nieuwe rolstoel met luchtkussens om haar oncomfortabele lichaamshouding ondersteuning te bieden.
We legden Norin op ooghoogte. Eerst hapte ze naar adem, wat ze steeds doet voor ze in tranen uitbarst. Onverwachts vermande ze zich en staarde hem aan. Norin was de rust zelve. Hij strekte zijn handje naar zijn oma. Mama kuste hem zonder haar ogen van zijn gezichtje af te wenden. Gedurende een half uur bleef mama gefocust op haar kleinzoon.
Ze wist perfect wie hij was. Ze heeft naar hem uitgekeken. Ze heeft op hem gewacht. Ze is zijn oma en dat uitte ze op een hartverwarmende manier.
Geniet mee met de sprekende beelden.
Het was een prachtig moment.
Toch wens ik het niemand toe.

Madeliefje

Wij dachten dat achteruitgang bij frontotemporale dementie vooral geheugen- en gedragsgerelateerd was. De definitie van dementie heeft het dan ook over geestelijke aftakeling. Ik vind frontotemporale degeneratie veel toepasselijker bij wat ik niet alleen bij mama zie, maar ook bij haar lotgenoten. Fysiek kan ze nu bijna niets meer. Er staat een hefinstrument in de kamer om haar van het bed of de relax naar toilet te brengen. Twee mensen zijn nodig om haar in de rolstoel te helpen. Op het terras van de Rozelaar genieten van de zon, doet ze in haar relax die op wieltjes staat en naar buiten wordt gerold. Waarna die aan tafel wordt geschoven voor de maaltijd.

Ken je die verhalen van mensen die onder narcose toch nog alles bewust meemaakten, maar niet konden roepen of bewegen? Of van mensen die in coma lagen en alles hoorden maar niet konden antwoorden?

Dat is het niet helemaal, mama is natuurlijk wakker. Ze kan haar linkerhand traag opheffen en haar hoofd bewegen, ze kan lachen. Maar het neigt er toch naartoe omdat ze niet meer kan praten en zich daar heel bewust van is. Regelmatig barst mama hiervoor in tranen uit. De wil om te praten is er, maar ze kan het niet meer. Een soort van locked-in toestand. Wat we horen zijn klanken.

Laatst huilde ze omdat ze naar de kamer wou, maar ze kon van niemand de aandacht trekken. Ze kon niet bewegen, niets zeggen. Mama huilde onophoudelijk. Griet en ik begrepen uiteindelijk waarom. Waarop Griet de info direct doorspeelde aan de verzorgers. Zij zochten al even hoe ze mama konden opvrolijken. Ze dachten door haar meer in de groep te betrekken, dat ze zich beter zou voelen. Het tegenovergestelde bleek waar. Maar mama kreeg het niet uitgelegd.

Griet, Bram en ik voelen haar aan. Ze voelt zich veilig bij ons. Haar ogen worden groot wanneer ze ons ziet, haar gezicht licht op. Ik geniet nog steeds van haar. Als de zon schijnt, rij ik haar naar buiten. Terwijl zij haar gezicht richting de zon heft, flok ik mijn neus in haar nek. Zo zitten we daar, minutenlang. Met haar wang aait ze dan es over mijn voorhoofd, om aan te geven dat ze er evenveel van geniet als mij. Waarna ik mijn neus nog wat dieper duw.

Ik zeg haar altijd dat ik van haar hou, terwijl ik het oogcontact vasthoud. Aanmoedigend met mijn ogen en mijn glimlach, geef ik haar alle tijd om “Ik ook van jou” te zeggen. Het is moeilijk uit te leggen hoe belangrijk dat antwoord voor mij is. Toen ik vroeger zei “Ik hou van jou”, antwoordde ze met “Oké”. Dat is niet wat je wil horen wanneer je tegen iemand zegt dat je van ze houdt. Wanneer we belden en ik op het eind van het gesprek mijn liefde voor haar uitte, had ze soms al toegelegd. Onlangs hof ze haar hand op terwijl ze de prachtige klanken “Ik ook van jou” uitsprak. Met haar wijsvinger wees ze naar mij. Om zo haar woorden te versterken. Het is als het uittrekken van de blaadjes van een madeliefje. Ze houdt van mij. Ze houdt niet van mij. Het laatste blaadje. Het is nu zeker. Ze houdt echt van mij.

Zonneklopper

“iemand die graag en veel in de zon ligt; zonaanbidder”

We kunnen mama niet beter omschrijven. Ze aanbidt de zon. En de zon aanbidt mama. Elk seizoen ziet mama eruit alsof het zomer is.

We hadden het geluk op te groeien in een huis met een tuin. Er was een terras met een basketdoel aan de muur. Daar leerde papa ons dribbelen, oefenden we ons shot, speelden we 1on1’s en verloren we al snel van onze kleine broer.
De peren- en pruimenboom in de tuin waren de palen van ons voetbalgoal. De appelboom had meer geluk, die stond te dicht bij de ramen van de veranda.
De tuin werd omringd door een haag. Een wegje, door ons gemaakt, bood toegang tot het veld achter ons huis. Soms gaf het veld ons aardappelen. Soms was het een maïsspeelveld. Soms verloren de veldmuizen hun weg en kwamen zij bij ons terecht. Tijdens een ochtendrush stonden mama en ik in de keuken toen zo’n muisje de ruimte kruiste. Mama tierde uit alle macht. Uit verschot van haar getier, meer dan van de angst voor dat koddige muisje, sprong ik op een stoel. Mama stond te trappelen alsof ze met blote voeten op hete kolen stond. Ik riep: “Spring op een stoel!”
“Ik durf niet, ik heb hoogtevrees!!”

Onze tuin was ook het private nudistenplekje van mama. Als we met vrienden langs de garage via de veranda naar binnen wilden, moesten we eerst op de uitkijk gaan om zeker te zijn dat mama fatsoenlijk was. Dan bedekte ze haar borsten met haar vaste accessoire, haar boek. Mama zag je nooit zonder boek. Als ze ook maar even ergens moest wachten, haalde ze haar boek boven. In de wachtkamer bij de dokter, in de auto terwijl ik geld afhaalde, in een time-out van een basketmatch. Nog net niet in een lift.

Je kon mama en haar boek vinden al liggend op het strand, zittend aan de zonnekant van de paravang, of op de nieuwe bankjes aan de spuikom van Blankenberge. Twee jaar terug kochten we een spotter met gps-functie. Via een app zagen we waar mama was, voor het geval ze de weg verloor. Meermaals was het een dankbare hulp om haar handtas te lokaliseren. Steevast waren de paravang en de bibliotheek markeerpunten. Ze geniet nu van haar boek én van de zon op het terras van de Rozelaar, in hun tuin of in het park om de hoek.

Mama zit als een standbeeld met haar gezicht richting de zon. Haar ogen toe. Zo kan ze uren doorbrengen. Die gouden gloed op haar gezicht. Alle rimpels gladgestreken door ontspanning. Een lichte glimlach rond haar mond. Genieten. Heerlijk toch.


Eindfase

Mama kwam zwaar ten val en werd opgenomen in het ziekenhuis. De behandelende arts vroeg ons op gesprek afgelopen donderdag. Diezelfde dag mochten we voor het eerst die week op bezoek bij mama. Ik schrijf we, maar slechts één persoon was toegelaten in mama haar kamer. Na vijf dagen in een ziekenhuiskamer nam ik haar mee naar buiten, achter het gebouw waren we alleen aan het water. We keken samen in knuffelhouding naar de eendjes die over en weer fladderden en de auto’s die over de autostrade raasden.

Uit het niets zei mama, “Ik kan niet goed meer praten”.
“Nee mama, dat klopt.”
“Waarom”, vroeg ze me.
Misselijkheid overviel me.
Wat antwoord je op die vraag? Vertel je de waarheid, of geef je een verbloeming?
Ik hield me vast aan de afspraak die we van in het begin maakten. Mama had ons gezegd altijd open en eerlijk te zijn en alles met haar te overleggen.
“De dokter stelde een vorm van dementie vast, mama. Het is door die dementie dat je niet goed meer kan praten en stappen. Daarom verblijf je in de Rozelaar.”

Met haar mond wagenwijd open hapte ze naar adem. Met haar ogen groot van angst en ongeloof keek ze me aan. We vielen huilend in elkaars armen.
“Het is oké, mama, het is oké.”
Ik gooide me bijna op haar om haar, zittend in die rolstoel, helemaal te kunnen omarmen.
Uit het niets kwam haar vraag , op dezelfde manier was het moment weg. Haar hersenen versprongen van kronkel.
“Bram?”, wijzend naar een grijzende man die onze richting uitkwam.
“Nee mama, dat is Bram niet maar kom, we gaan hem zoeken.”
Ik ging nog net niet door mijn knieën terwijl ik de rolstoel van me weg draaide zodat ze mijn tranen niet kon zien.

Met twee mochten we bij de arts. Ik weet niet hoe we er steeds in slagen ons goed te houden tijdens die moeilijke gesprekken. Soms voel ik me een actrice in een wel zeer slechte film.
De arts deelde ons mee dat de situatie dramatisch is voor iemand van 62 jaar.
“Wat bedoel je daarmee?”
“Ze is in de eindfase. “
Ik keek naar Bram die even goed, of slecht, als mij acteerde alsof we zelf die optelsom reeds gemaakt hadden. Onze hoop dat mama Griet haar bevallingsdatum in mei zou halen verkleinde hij tot ijdele hoop.
Mama mocht de dag nadien terug naar de Rozelaar.

We blijven hopen. De ene acteur een beetje meer dan de andere. We gunnen elkaar ook die hoop. De ene zien hopen, vergroot de hoop van een ander. En als we samen hopen, misschien kan die ijdele hoop dan toch realiteit worden.

Familie

Liefste familie van mama. In dit verhaal vertel ik over onze relatie. Ik doe dit met alle respect en liefde voor jullie en met het besef dat er twee kanten zijn aan een verhaal. De reden waarom ik hierover schrijf, is omdat lotgenoten hetzelfde meemaken. Ik wil ze hiermee een hart onder de riem steken en aantonen dat met hulp van buitenaf, de rust voor iedereen kan terugkeren. Lieve groetjes, Katrijn.

Schrijven helpt inzichten te verwerven. Je denkt na over hoe een situatie verlopen is en hoe het anders had kunnen zijn. Niet omdat iets goed of slecht was, gewoon, reflecteren.

Neem nu de communicatie rond mama.

Als ik denk aan hoe ik me jaren geleden voelde in mama haar gezelschap, jaren voor er ook maar sprake was van een diagnose, dan moet ik eerlijk toegeven dat een gevoel van schaamte soms aanwezig was. Mensen met FTD reageren en gedragen zich buiten de sociale norm. Omdat het zo lang duurt vooraleer deze vorm van dementie wordt gediagnostiseerd, wordt die persoon tot dan veelal als ‘raar’ bestempeld. Onlangs kwamen we te weten dat mama in de wijk waar ze woonde al jaren ‘la drôle’ genoemd werd. ‘Die rare’.

Het gevoel van schaamte en bescherming vloeiden door elkaar. Want niet alleen in de wijk werd over mama gepraat, ook binnen haar familie. Met als gevolg dat Griet, Bram en ik al jaren met opgetrokken messen richting familiefeesten vertrokken. Wanneer de diagnose er twee jaar geleden kwam, werd gezegd dat wij overdreven. Dat was heel hard voor ons, in een periode waar we steun nodig hadden.

De twee jaren na de diagnose verliepen in uiterste bescherming. We vormden een fort rond mama. We deelden alleen nog informatie wanneer iemand ernaar vroeg. En dan nog. Er zat een kwaadheid in ons, we waren gekwetst.

In december kwamen we op het idee een WhatsApp-groep te starten. We stelden duidelijk dat de groep enkel en alleen bedoeld was om informatie over mama door te geven maar heel snel werden we aangepakt en werd onze informatie in vraag gesteld. Hoewel hun reacties als een aanval voelden op dat moment, ging het hier over bezorgdheid, onmacht, angst, bescherming van een geliefde.

We begrijpen hun emoties. Wij verliezen onze mama, zij verliezen hun zus. Natuurlijk hebben wij heel nauw contact met mama en werden wij met onze neus op de feiten gedrukt. Dat gebeurde nu bij hen, nu mama niet meer zelfstandig kan stappen en nog moeilijk praat. Door gebrek aan communicatie van beide kanten en het onderschatten van de situatie, werd het rouwproces voor de familie van mama uitgesteld.

Na overleg met de verantwoordelijke van mama haar afdeling, stelde ze voor een bijeenkomst te houden. De familie, de huisartsen van het centrum, de verantwoordelijken van het WZC en wij. De bijeenkomst vond deze maand plaats, coronaproof weliswaar. Iedereen die wou, stelde vragen en kreeg antwoorden. De arts lichtte toe hoe snel mama achteruit gegaan was en uitte dat we hopen op stabilisatie. Nee, verbeteren zal het niet. Nee, ze kon niet meer thuis wonen. Ja, de kinderen hebben al het mogelijke gedaan.

De bijeenkomst resulteerde in begrip, de neuzen staan in dezelfde richting vanaf nu. We gunnen iedereen de tijd die nog rest met mama. Mentaal is mama er nog bij. Ze begreep niet waarom een impeachment startte tegen Trump, “Er is toch een anderen?”, stotterde ze. Ze weet wie we zijn, ze kent en herkent haar familie. Dat maakt haar situatie menselijk.

Na de bijeenkomst sprak de arts ons aan over deze menselijke kant en of mama een wilsverklaring heeft. Bram viel bijna van zijn stoel. De timing kon beter, de inkadering ook. Het kwam binnen als een sniperschot. Aan de zijkant zo, tussen je ribben. Het haalt je net niet neer. Wij staan terug op en gaan door. Zij aan zij met onze geliefden.